In 2021 kwam ruim 26 procent van de stroom die Nederland gebruikte van windmolens en zonnepanelen. Daarmee nam het aandeel van duurzame bronnen met bijna vijf procentpunt toe ten opzichte van 2020. Desondanks lag de zogeheten koolstofintensiteit in 2021 ruim 72 procent hoger dan in 2020. Dat komt doordat ook het aandeel van kolen, de meest vervuilende energiebron, sterk toenam. Dit blijkt uit een analyse van energiebedrijf Zonneplan, dat gevestigd is in Zwolle.
Stroom in Nederland is afkomstig van verschillende bronnen. Traditioneel gezien domineren gas- en kolencentrales de elektriciteitsmix. De afgelopen jaren werd het aandeel van kolencentrales echter steeds kleiner, doordat er meer en meer hernieuwbare bronnen bijkwamen. In 2021 zette die groene groei door, maar maakten ook kolen juist weer een opmars, ten koste van gascentrales.
Kolen goedkoper dan gas
De CO2-uitstoot van kolencentrales is gemiddeld dubbel zo hoog als die van gascentrales. Als gevolg van de CO2-emissieheffingen werden kolen duur en minder populair om als energiebron in te zetten. Daarin kwam in de tweede helft van 2021 echter een ommekeer, als gevolg van de gascrisis. Plots was gas een stuk duurder dan kolen, waardoor het aandeel van kolen in de elektriciteitsmix juist toenam. De goedkoopste bronnen worden immers altijd als eerst benut, conform de merit order.
CO2-intensiteit
Zonneplan becijferde ook wat deze shift van gas naar kolen betekent voor de zogeheten CO2-intensiteit: de hoeveelheid CO2 die uitgestoten wordt bij de productie van een kilowattuur (kWh) stroom. Deze lag in 2020 op gemiddeld 119 gram per kWh, maar steeg in 2021 naar ruim 205 gram. Daarmee is de dalende trend van de voorgaande drie jaar voor het eerst doorbroken. In 2017 lag de gemiddelde CO2-intensiteit nog op 285 gram per kWh, zo blijkt uit de cijfers van Zonneplan.
Foto: Zonneplan