Op 3 november 2023 opent in Rijksmuseum Twenthe de tentoonstelling Onderweg naar Bentheim. Twente door de ogen van Ruisdael, Waterloo en Hobbema, met prachtige landschappen op papier. Met ook de grote publieksmanifestatie over de vraag ‘Van wie is het (platte)land?’ staat Rijksmuseum Twenthe dit najaar geheel in het teken van landschappen.
In 1604 moedigt de Haarlemse schilder en kunsttheoreticus Karel van Mander in zijn bekende Schilder-boeck jonge kunstenaars aan om de stad uit te gaan en het landschap te observeren. Schilders moeten volgens hem tekeningen maken, om deze vervolgens in het eigen atelier uit te werken tot schilderijen. Dit advies wordt door vele jonge landschapskunstenaars gedurende de zeventiende eeuw opgevolgd. Op zoek naar geschikte, schilderachtige motieven trekken zij vanuit diverse plaatsen het land door, op zoek naar vergezichten, rivierlandschappen en bossen.
Twente als inspiratiebron
Ook de provincie Overijssel, de regio Twente en de Nederlands-Duitse grens behoren tot de bestemmingen van de landschapskunstenaars. Dit moet een moeilijke tocht zijn geweest. De wegen waren modderig en slecht. Dit weten we onder andere door een reisverslag van een bezoek van Cosimo de’ Medici, Groothertog van Toscane, aan de regio in 1668. Zijn biografen schrijven dat de wegen in de Twentse regio moeilijk begaanbaar waren, dat de herbergen oncomfortabel waren en dat er voor de deuren van stadsboerderijen vele mesthopen lagen.
Toch kiezen onder anderen Jacob van Ruisdael, Nicolaes Berchem en Meindert Hobbema voor het Nederlands-Duitse grensgebied om inspiratie op te doen. Ruisdael schildert meermaals kasteel Bentheim, tien kilometer over de grens bij Oldenzaal, de watermolens bij Singraven en een gezicht op Ootmarsum. Daarnaast tekent hij het landschap. Zo lijkt hij de dubbele watermolen van Huis Singraven ook meermaals te hebben geschetst en maakt hij tekeningen van de vakwerkhuizen die hij onderweg tegenkomt.
In de vroege achttiende eeuw reizen de kunstenaars Cornelis Pronk en Abraham de Haen samen met de lakenkoopman en oudheidkundige Andries Schoemaker langs de Twentse havenzaten. Tijdens deze tekenreizen maakt Abraham de Haen naast tekeningen ook notities over de landgoederen die hij met zijn reisgezelschap bezoekt. Zo noteert hij welke adellijke huizen door wie ter plekke zijn getekend. Zo meldt hij over Huis Hekeren in Goor: “Hekeren, een vast vierkant gebouw, met een zeskantig torentje, aen ’t noordoosten van de stad Ghoor gelegen; is in den jaere 1732. door mij en C.P. na ’t leven afgeschetst.”
Het landschap in Rijksmuseum Twenthe
In 2023 staat het landschap centraal in het programma van Rijksmuseum Twenthe. Het eigenaarschap van het platteland, de toekomst van de vrije natuur, het omliggende landschap als inspiratiebron: alle zijn thema’s die aan bod komen. Begin september is hiermee afgetrapt met de grote publieks- en tentoonstellingsmanifestatie ‘Van wie is het (platte)land?’. Met de manifestatie haakt het museum aan bij een van de meest urgente maatschappelijke vraagstukken van dit moment: de omgang met en toekomst van het landelijk gebied. Onderweg naar Bentheim. Twente door de ogen van Ruisdael, Waterloo en Hobbema sluit hierbij aan en toont hoe in de zeventiende en achttiende eeuw het Twentse landschap als inspiratiebron diende voor de kunstenaars.
Vanaf februari 2024 trekken we deze lijn door en kijken we buiten de landgrenzen met de ambitieuze tentoonstelling Het (inter)nationale landschap. Tekenen in de buitenlucht in de negentiende eeuw, waarin een groot aantal 19de-eeuwse landschapschilderijen van over de hele wereld worden samengebracht. Rond het midden van de 19de eeuw gaan kunstenaars op zoek naar manieren om het landschap natuurgetrouw te tonen, zoals het zich voor hun ogen voordoet. In zowel West-Europa als de Verenigde Staten, Rusland, China en Japan kiezen kunstenaars bewust voor het eigen landschap – wat zij overal om hen heen zien. Ze gaan op zoek naar het karakteristieke, het bijzondere en het spectaculaire in hun omgeving en geven dit weer op hun unieke manier.
Credits: Jacob van Ruisdael, Gezicht op Ootmarsum, ca. 1660-1665, olieverf op doek, 59,1 x 73,2 cm. Bayerische Staatsgemäldesammlungen, Alte Pinakothek, München.