Verkeerde timing
Onlangs heeft een aantal – links van het midden georiënteerde – partijen een initiatief wetsvoorstel ingediend om de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) aan te passen en, tegelijkertijd, het tarief voor box 2 in de inkomstenbelasting naar boven bij te stellen voor winstuitdelingen boven 60.000 euro. Dat zat er al aan te komen, maar met dit initiatief liggen er ook concrete contouren vast.
Zo wordt de BOR uitgesloten voor kleine aandelenbelangen (tussen 5 en 25%) en komt er een vrijstelling van 25% van de waarde in het economisch verkeer. Drastische versoberingen die – met name voor familiebedrijven met een lange(re) historie, en daardoor soms veel aandeelhouders – duur zal uitpakken. Medeoorzaak van deze versobering is een opmerking van het Centraal Planbureau (CPB) in het evaluatierapport bedrijfsopvolgingsregelingen van april van dit jaar. Daarin heeft het onderzoeksbureau geconstateerd dat bij driekwart van de opvolgingskwesties voldoende vrije middelen aanwezig zijn om de erf- of schenkbelasting direct te betalen, en de continuïteit van de onderneming (het bestaansrecht van de BOR) dus niet in gevaar komt.
Fiscale rust
Ik wil het werk van het CPB niet bagatelliseren, maar als ik zo om me heen kijk heb ik wel wat vraagtekens bij de timing van dit wetsvoorstel. Ondernemers zijn veelal nog aan het herstellen van een paar jaar covid. De geopolitieke onrust, inflatie, personeelskrapte, stikstofissues, terugbetaling covid-steun, et cetera, maken op dit moment onttrekking van vermogen aan de onderneming – en daar moet de verschuldigde belasting toch vaak vandaan komen – in veel gevallen toch geen appeltje-eitje. Hebben ondernemers niet even behoefte aan wat fiscale rust?
Wraak
Die verhoging van de box 2 heffing vind ik een lastige. Dat er enig evenwicht moet bestaan tussen de gecombineerde vennootschapsbelastingdruk en de inkomstenbelasting op uitgekeerde winsten met de (maximale) belastingdruk voor fiscale IB-ondernemers, daar is men het wel over eens. Het optrekken van het percentage box 2 heffing (boven 60.000 euro) tot bijna 41% voelt echter als een soort wraak op de ‘grootverdiener’.
De publieke opinie is tegen het oppotten van winsten in de BV. Een BV is echter ook een rechtspersoon, met eigen rechten en verplichtingen en een juridische functie. Het is niet slechts de linkerbroekzak van de DGA.
Arnold Poelstra
Partner bij Ernst & Young Nederland