Bossen, bergen, winters, zee en weide. Dit voorjaar brengt Rijksmuseum Twenthe met de ambitieuze tentoonstelling ‘Het (inter)nationale landschap. Schilderen in de buitenlucht in de 19e eeuw’ meer dan 70 meesterwerken bij elkaar, afkomstig uit vooraanstaande musea van over de hele wereld. Van Frankrijk tot de Verenigde Staten gingen kunstenaars op zoek naar het unieke om hen heen. In de tentoonstelling ‘Het internationale landschap’ vallen juist de overeenkomsten op.
Naar buiten
In de negentiende eeuw gaan kunstenaars op zoek naar manieren om het landschap natuurgetrouw te tonen. Ze tekenen en schilderen herkenbare plekken. Naar buiten, lopen totdat je een schilderachtig plekje hebt gevonden of verrast wordt door een donderbui. Want, zo zegt de Nederlandse kunstenaar Willem Roelofs (1822-1897), “met boos weer is de natuur […] hem het liefst.” Kunstenaars kiezen bewust voor het eigen landschap – dat wat zij overal om hen heen zien. Dit gebeurt niet alleen in Nederland. Deze ontwikkeling is terug te zien in de wereldwijde kunstproductie van deze periode. In zowel Europa als de Verenigde Staten, China en Japan trekken kunstenaars door hun eigen landschap, op zoek naar inspiratie.
Kunstenaarskolonies
In de negentiende eeuw ontstaan overal ter wereld kunstenaarskolonies. De beroemdste is misschien wel de Franse School van Barbizon. Kunstenaars van deze kolonie schilderden voor het eerst in de buitenlucht, waarbij ze gebruik maakten olieverf in tubes en draagbare schilderkistjes.
Maar niet alleen in Frankrijk schilderen kunstenaars hun landschappen en plein air. In Nederland kennen we de Haagse School, waar Gerard en zijn broer Johannes Warnardus Bilders deel van uitmaakten, evenals Willem Roelofs, Constantin Gabriël, Jan Hendrik Weissenbruch en Jozef Israëls. In Denemarken schilderen leden van de familie Skovgaard de kust bij Skagen en in Finland trekken kunstenaars als Akseli Gallen-Kallela en Albert Edelfelt het binnenland in om het land van de duizend meren en oeroude bossen in beeld te brengen. Ook buiten Europa gebeurde dit, met als belangrijke voorbeelden Thomas Hill, John Frederick Kensett, Thomas Moran en anderen van de Hudson River School in de Verenigde Staten.
Rondtrekkende kunstenaars
In het negentiende-eeuwse Russische keizerrijk trekken kunstenaars van de groep ‘De Zwervers’ (Peredvizhniki) door het land om het eigen bos en weidelandschap te schilderen. Dit genootschap omvatte getalenteerde kunstenaars uit verschillende landen, waaronder het huidige Oekraïne, Letland en Armenië.
In Japan reizen kunstenaars langs de Tokkaido, een weg die Tokio met Kioto verbindt en verschillende rustplaatsen kent. Houtdrukken van Utagawa Hiroshige en Katsushika Hokusai zijn op hun beurt invloedrijk voor de Europese kunstenaars. Cheng Men in China liet zich inspireren door de stijl van zijn voorgangers en ging, net als zijn Japanse collega’s, op zoek naar de spirituele kwaliteiten van het nationale landschap.
Vrouwelijke kunstenaars
Opvallend in de tweede helft van de negentiende eeuw is de opkomst van vrouwelijke landschapsschilders. Vrouwen zetten zich in voor meer vrijheid en sluiten zich aan bij kunstenaarskolonies, waardoor zij toegang krijgen tot schilderonderwijs en gezamenlijk naar buiten kunnen. Ook in Nederland wordt het steeds gebruikelijker dat vrouwelijke kunstenaars studies maken in de vrije natuur. Marie Bilders-van Bosse tekent bijvoorbeeld in de duinen nabij Scheveningen en schildert de omgeving van Oosterbeek. De Noors-Nederlandse Betzy Akersloot-Berg, een leerling van Hendrik Willem Mesdag, werkt onder andere op Vlieland.
In de Verenigde Staten zijn onder andere Susie Barstow, Julie Hart Beers en Mary Nimmo Moran lid van de Hudson River School. Ze genieten geen officiële kunstopleiding maar leren van collega’s en familie. Deze vrouwen braken met traditionele normen en leverden een opmerkelijke bijdrage aan de kunst en het streven naar meer vrijheid en gelijkheid.
De veranderende natuur
In de negentiende eeuw maken kunstenaars zich zorgen over het veranderende landschap en de groeiende industrialisatie. De aanleg van spoorwegen en het kappen van bossen om plek te maken voor fabrieken is aan de orde van de dag. De zorg om deze snelle veranderingen uit zich in de schilderijen van de kunstenaars.
Ook nu is de hedendaagse invloed van de mens op de natuur, het klimaat en het landschap actueler dan ooit. Een strenge winter komt bijna niet meer voor. Is een zaal voor winterlandschappen in de toekomst nog wel herkenbaar?
Samenwerking
Voor deze ambitieuze tentoonstelling werken we samen met het Ateneum Art Museum in Helsinki en het National Museum of Estonia in Tallinn. Naast inhoudelijke ondersteuning en een genereus bruikleen van tien werken uit de collectie, draagt vanuit het Ateneum Art Museum conservator Dr. Anne-Maria Pennonen bij aan de uitvoerige tentoonstellingscatalogus. Dr. Aleksandra Murre helpt ons, naast een genereuze bruikleen uit de eigen collectie en het schrijven van een essay voor de catalogus, met het verkrijgen van schilderijen gemaakt door Russische kunstenaars uit Europese collecties. Hierdoor kunnen we deze werken, gemaakt door kunstenaars uit het huidige Oekraïne, Estland, Litouwen en Armenië, ondanks de huidige oorlog in onze tentoonstelling tonen. In de tentoonstelling zullen schilderijen, eigentijdse foto’s en werken op papier te zien zijn.
Belangrijke andere bruiklenen uit openbare collecties – waaronder het Statens Museum for Kunst in Kopenhagen, het Latvian National Museum of Art in Riga, het Museo Nacional Thyssen-Bornemisza in Madrid, De Young Memorial Museum, San Francisco, de New York Historical Society and Museum en de Gösta Serlachius Art Foundation in Mänttä zijn tot nog toe zelden in Nederland te zien geweest en maken van deze tentoonstelling een uitzonderlijke gelegenheid om ze in een internationale context te kunnen bekijken.